X woont in België en is eigenaar van een woning in Den Haag. X houdt de woning aan voor de verhuur. Omdat X, ook na aanmaning, geen IB-aangifte doet, legt de inspecteur ambtshalve een aanslag over 2008 op. X is het hier niet mee eens. Hij stelt dat de vermogensrendementsheffing onder andere in strijd is met de Grondwet en het Europees recht. X stelt hierbij dat de vermogensrendementsheffing uitgaat van niet genoten inkomsten en dat de heffing moet zijn gebaseerd op werkelijk ontvangen inkomsten na aftrek van kosten. Verder stelt X dat hij recht heeft op verrekening van een verlies.
Hof 's-Hertogenbosch (MK I, 14 maart 2014, 13/00244, V-N 2014/30.18.15) oordeelt dat de vermogensrendementsheffing niet in strijd is met het Europese recht. Het hof verwijst hierbij naar de jurisprudentie van de Hoge Raad. Verder merkt het hof op dat toetsing van de Wet IB 2001 aan de Grondwet in het Nederlandse rechtsstelsel niet mogelijk is. Ten aanzien van het verlies merkt het hof op dat dit verlies stamt van vóór de invoering van de Wet IB 2001, en is ontstaan in verband met onderhoudskosten van de woning. Volgens het hof blijkt uit de jurisprudentie van de Hoge Raad dat het niet in strijd met het Europees recht is dat dit verlies niet is te verrekenen met het box 3-inkomen. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.1
Wet inkomstenbelasting 2001 3.149