Rechtbank Den Haag oordeelt dat de wetgever met de invoering van de vermogensrendementsheffing binnen de hem toekomende ruime beoordelingsmarge is gebleven. Ook is dit systeem niet strijdig met het internationale recht.

De spaartegoeden van X bedragen per 1 januari 2016 € 410.650. Het belastbaar inkomen uit werk en woning (biww) van X bedraagt € 30.066 en het belastbaar inkomen sparen en beleggen (bisb) € 15.448. Over dit biww en bisb is hij in totaal € 9229 aan IB verschuldigd. Volgens X is er sprake van ongeoorloofde bezitsontneming, omdat hij slechts een rendement van € 2911 over zijn spaartegoeden realiseert, en het belastingtarief in feite 159% bedraagt, aangezien hij € 4634 aan IB betaalt over zijn vermogen.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de wetgever met de invoering van de vermogensrendementsheffing binnen de hem toekomende ruime beoordelingsmarge is gebleven. Ook is dit systeem niet strijdig met het internationale recht. De rechtbank wijst daarbij op de uitgebreide jurisprudentie van de Hoge Raad op dat gebied. Verder is er volgens de rechtbank, gezien de spaartegoeden, ook geen sprake van een individuele buitensporige last. Ook wijst de rechtbank nog op de veranderingen die per 1 januari 2017 voor het bisb zijn doorgevoerd, zoals de aanpassing van het forfaitaire rendement van 4%. De aanslag blijft in stand.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 7 juni

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen