Rechtbank Oost-Brabant oordeelt in beroep dat de heffingsambtenaar terecht geen kostenvergoeding in bezwaar heeft uitgekeerd. Het opleggen van de naheffingsaanslag was niet onrechtmatig, omdat het kaartje ondersteboven lag.

X parkeert zijn auto in Eindhoven. De controleur constateert dat er een kaartje ondersteboven in de auto ligt en legt een naheffingsaanslag op. X overlegt alsnog een kopie van het kaartje en verzoekt om een kostenvergoeding in bezwaar. De heffingsambtenaar kent deze niet toe en X komt in beroep. Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat de heffingsambtenaar geheel aan het bezwaar van X tegemoet is gekomen. De heffingsambtenaar mocht daarom afzien van een hoorzitting. Weliswaar wordt op het verzoek in de uitspraak op bezwaar beslist, maar het gaat om een afzonderlijk verzoek op grond van art. 7:15, lid 2 en 3, Awb. Dat kan niet worden gezien als behorend tot het bezwaar tegen de beschikking ter zake waarvan de heffingsambtenaar op grond van art. 7:2 Awb dient te horen. Dat het verzoek om kosten niet is ingewilligd laat onverlet dat de heffingsambtenaar volledig aan het bezwaar is tegemoetgekomen (Hoge Raad 16 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:349). Omdat het kaartje ondersteboven in de auto lag, was het opleggen van de naheffingsaanslag niet onrechtmatig. Het beroep is ongegrond. 

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 7:15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Oost-Brabant

Editie: 7 juni

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen