Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat uit de vastgestelde aanslag volgt dat X geen belasting hoeft te betalen. X' stelling dat in 2009 een afkoop van lijfrentes heeft plaatsgevonden, kan haar in deze procedure over de aanslag IB/PVV 2018 niet baten.

X ontvangt naar aanleiding van een voorlopige aanslag IB/PVV 2018 een voorlopige teruggave van € 2358. In 2020 doet X aangifte IB/PVV 2018. In die aangifte staat dat zij inwoner van Kroatië en kwalificerend buitenlands belastingplichtige is. Zij vermeldt een AOW-uitkering van € 4533 en een afkoopsom van lijfrente van € 16.600 in haar aangifte. De inspecteur wijkt af van de aangifte omdat X volgens hem niet kwalificeert als buitenlands belastingplichtige. Ook heeft geen afkoop van lijfrenten plaatsgevonden. De inspecteur legt – na bezwaar – een aanslag op naar een belastbaar inkomen van nihil, wat resulteert in een verplichting tot terugbetaling van de voorlopige teruggave.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat uit de vastgestelde aanslag volgt dat X geen belasting hoeft te betalen. X' stelling dat in 2009 een afkoop van lijfrentes heeft plaatsgevonden, kan haar in onderhavige procedure over de aanslag IB/PVV 2018 niet baten. Uit de vastgestelde aanslag volgt dat X geen belasting hoeft te betalen. De rechtbank kan dit niet verminderen en kan evenmin concluderen tot de door X gewenste teruggaaf. Het beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 13

Algemene wet inzake rijksbelastingen 11

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Inkomstenbelasting

Editie: 28 augustus

Informatiesoort: VN Vandaag

214

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen