Het Hof van Justitie EU oordeelt dat art. 56 lid 2 EG-richtlijn 2006/112 niet van toepassing is op de terbeschikkingstelling door een belastingplichtige van een tot het bedrijf behorend voertuig aan zijn werknemer. Dit geldt wanneer deze handeling geen dienst onder bezwarende titel vormt in de zin van art. 2 lid 1 onderdeel c EG-richtlijn 2006/112.

Het Luxemburgse QM beheert beleggingsfondsen en stelt bedrijfswagens ter beschikking aan twee in Duitsland wonende werknemers. In 2014 schrijft QM zich in Duitsland in als BTW-plichtige. Het bezwaar tegen de naar aanleiding van de BTW-aangiften opgelegde aanslagen, wordt door de Duitse Belastingdienst afgewezen. QM stelt dat de terbeschikkingstelling van de bedrijfswagens niet met BTW is belast, omdat het geen dienst onder bezwarende titel betreft. Verder wordt deze dienst volgens QM hoe dan ook niet volledig onder bezwarende titel verricht en is geen sprake van de verhuur van een vervoermiddel. De Duitse rechter stelt een prejudiciële vraag in deze zaak.

Het Hof van Justitie EU oordeelt dat art. 56 lid 2 EG-richtlijn 2006/112 niet van toepassing is op de terbeschikkingstelling door een belastingplichtige van een tot het bedrijf behorend voertuig aan zijn werknemer. Dit geldt wanneer deze handeling geen dienst onder bezwarende titel vormt in de zin van art. 2 lid 1 onderdeel c EG-richtlijn 2006/112. Wanneer het wel een dienst onder bezwarende titel in de zin van art. 2 lid 1 onderdeel c EG-richtlijn 2006/112 betreft, is art. 56 lid 2 EG-richtlijn 2006/112 wel van toepassing. Dan moet de werknemer wel permanent, exclusief, het recht hebben om dat voertuig voor privédoeleinden te gebruiken. Ook is betaling van huurgeld vereist en moet de terbeschikkingstelling een overeengekomen duur van meer dan dertig dagen betreffen.

[Bron Uitspraak]

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie

Editie: 22 januari

70

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen