De bedrijfsactiviteiten van belanghebbende, X bv, bestaan uit de verhuur van kranen, het onderhoud van liftinstallaties, het plaatsen van roltrappen en het verzorgen van een deel van intern transport voor bedrijven. In de jaren 2010 en 2011 volgen werknemers van X bv een basisberoepsopleiding op MBO-2-niveau (Chauffeur goederenvervoer, opgenomen in het Centraal register beroepsonderwijs). Aan de werknemers die het examen met een voldoende resultaat hebben afgelegd zijn diploma's voor de opleiding Chauffeur goederenvervoer verstrekt. X bv claimt in haar LB-aangiften de afdrachtvermindering onderwijs. Naar aanleiding van een boekenonderzoek is de inspecteur van mening dat X bv geen recht heeft op deze afdrachtvermindering. Gevolg zijn de in geschil zijnde naheffingsaanslagen in de loonheffing. Hof Den Haag beslist dat X bv geen recht heeft op de afdrachtvermindering onderwijs, omdat X bv niet aannemelijk heeft gemaakt dat de werknemers daadwerkelijk de beroepspraktijkvorming hebben gevolgd. X bv komt in cassatie en stelt onder andere dat het hof ten onrechte de aan de werknemers uitgereikte diploma's heeft genegeerd.
Volgens de Hoge Raad rust de last om te bewijzen dat een werknemer de beroepspraktijkvorming van de beroepsbegeleidende leerweg van een beroepsopleiding daadwerkelijk heeft gevolgd, op de inhoudingsplichtige. Is een certificaat of diploma zoals bedoeld in de artikelen 7.2.3 respectievelijk 7.4.6 van de Wet educatie en beroepsonderwijs uitgereikt, dan volstaat dat voor het bewijs dat een werknemer (het desbetreffende deel van) de opleiding heeft gevolgd, tenzij de inspecteur het tegendeel bewijst. Het hof heeft dit miskend. Het cassatieberoep is gegrond. Volgt verwijzing naar Hof Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest.
Wetsartikelen:
Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen 14
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Loonbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 25 september