De Hoge Raad oordeelt dat een verzoek om immateriële schadevergoeding geen motivering behoeft.

Belanghebbende, X bv, heeft rechtsmiddelen ingesteld tegen een aanslag vennootschapsbelasting 2000 met boetebeschikkingen en een beschikking heffingsrente. Hof 's-Hertogenbosch doet op 17 september 2015 uitspraak op het hoger beroep van X bv. Het hof wijst het verzoek van X bv om vergoeding van door haar geleden schade af, omdat het verzoek niet is gemotiveerd.

De Hoge Raad oordeelt dat een verzoek om immateriële schadevergoeding geen motivering behoeft. Voor zover het hof het verzoek van X bv heeft afgewezen op de grond dat het niet is gemotiveerd, geeft de beslissing van het hof blijk van een onjuiste rechtsopvatting. In het verzoek van X bv om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn ligt een voldoende motivering besloten. Voor zover het hof wel is uitgegaan van een juiste opvatting ter zake, ontbreekt een beslissing op het verzoek van X en kleeft aan de uitspraak van het hof in zoverre dit gebrek. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van X gegrond en verwijst het geding voor behandeling van het verzoek van X bv naar Hof Arnhem-Leeuwarden. De overige middelen van X bv kunnen niet tot cassatie leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:73 (oud

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

BWBR0005537, 8:73 (oud)

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 21 november

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen