Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de rechter niet hoeft in te grijpen ten aanzien van het geconstateerde rechtstekort. De rechtbank verwijst daarbij naar het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2019.
X is het niet eens met de door hem verschuldigde box 3-heffing over zijn vermogen. Voor het jaar 2017 bedraagt de belastingdruk 487%. Hij is dan ook van mening dat de box 3-heffing in strijd is met art. 1 EP EVRM.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de rechter niet hoeft in te grijpen ten aanzien van het geconstateerde rechtstekort. De rechtbank verwijst daarbij naar het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2019 (nr. 17/05606, V-N 2019/30.5). Hetgeen voor de jaren 2013 en 2014 geldt, geldt volgens de rechtbank ook voor de jaren 2015 en 2016. Verder is de box 3-heffing, gezien de inkomens- en vermogenspositie van X niet van een dergelijk grote omvang dat die heffing kwalificeert als een individuele en buitensporige last. Dit ondanks de zeer hoge belastingdruk en het feit dat is ingeteerd op het vermogen. Van belang is dat X jaarlijks inkomsten uit vroegere dienstbetrekking geniet van rond de € 23.000, beschikt over een vermogen van circa € 600.000 en er geen hypotheek meer rust op zijn woning (woonark). X blijft dan ook ruim boven de armoedegrens. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Belastingrecht algemeen
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 10 november