Hof Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat de vrijstelling in de Gemeentewet voor natuurterreinen die worden beheerd door rechtspersonen niet in strijd is met het verbod op discriminatie, omdat voor de ongelijke behandeling een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat.

X, een natuurlijk persoon, is eigenaar en beheerder van een natuurterrein. X houdt zich niet beroepsmatig met natuurbeheer bezig. De heffingsambtenaar van de gemeente Heerenveen heeft het bezwaarschrift tegen het gebruikersdeel van de aanslag ozb ongegrond verklaard. Rechtbank Leeuwarden heeft het beroep ongegrond verklaard. In geschil is de vraag of de in de uitzonderingsbepaling van art. 2 lid 1 letter c, van de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet WOZ genoemde beperking tot natuurterreinen die worden beheerd door rechtspersonen, in strijd is met het verbod op discriminatie.

Hof Leeuwarden oordeelt dat de beheershandelingen die X pleegt, moeten worden opgevat als gebruik in de zin van de Gemeentewet. X voert aan dat hij aan de onroerende zaak slechts het noodzakelijk onderhoud pleegt. Volgens vaste rechtspraak dient onder het begrip "gebruik" te worden verstaan: het metterdaad bezigen van een onroerende zaak ter bevrediging van de eigen behoefte (vgl. HR 7 oktober 1998, nr. 33 767, LJN AA2318, BNB 1999/5). Vast staat, dat X af en toe op het terrein aanwezig is om onderhoud te plegen. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat het expliciet de bedoeling van de wetgever is geweest de vrijstelling te beperken tot echte natuurterreinen en dat deze doelstelling in de ogen van de wetgever in het bijzonder wordt gewaarborgd indien het beheer plaatsvindt door specifieke instellingen. De wetgever heeft, ondanks dat daarom tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel is gevraagd, de vrijstelling niet uitgebreid met natuurterreinen die worden beheerd door particulieren. Naar het oordeel van het hof wordt derhalve onderscheid gemaakt tussen particulieren en rechtspersonen die natuurterreinen beheren, maar bestaat voor dat onderscheid een redelijke en objectieve rechtvaardiging en heeft de wetgever de grenzen van de hem toekomende beoordelingsvrijheid niet overschreden.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hof Leeuwarden

0

Gerelateerde artikelen