Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat in 2010 reeds was overeengekomen dat de aandelen A bv en B bv voor € 1 verkocht zouden worden. X bv kan dan ook aanspraak maken op willekeurige afschrijving.

Belanghebbende, X bv, is moedermaatschappij van een fiscale eenheid voor de VPB. Tot de f.e. behoren in 2010 ook A bv en B bv. In 2010 participeren de dochters in twee scheepvaart-cv’s. De intentie hiervan is dat X bv een investering doet in zeeschepen die in aanbouw zijn en dan gebruik kan maken van de tijdelijke regeling voor willekeurige afschrijving. Met betrekking tot de participatie in de scheepvaart-cv’s zijn door H LLP stappenplannen gemaakt. De inspecteur is echter van mening dat X bv geen recht heeft op willekeurige afschrijving. Volgens hem behoren A bv en B bv namelijk niet tot de f.e. met X bv.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat in 2010 reeds was overeengekomen dat de aandelen A bv en B bv voor € 1 verkocht zouden worden. Aangezien niet aannemelijk is geworden dat X bv de economische eigendom van de aandelen in 2010 heeft verkocht, is de f.e. in 2010 tot stand gekomen. X bv kan dan ook aanspraak maken op willekeurige afschrijving. Hierbij acht de rechtbank niet van belang dat het de intentie van X bv was om de aandelen in A bv en B bv te verkopen aan de betrokken rederijen. Ook is de rechtbank het niet eens met de inspecteur dat X bv niet de juridische eigendom van de beide schepen bezat. Het gelijk is aan X bv.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.34

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 20 juli

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen