Rechtbank Breda oordeelt dat de heffingsambtenaar van de gemeente voldoende aannemelijk maakt dat de waarde van de woning van X ten minste € 795.000 is.

Belanghebbende, X, is eigenaar van een woning gelegen in de gemeente Eindhoven. X bepleit in beroep een verlaging van de WOZ-waarde van zijn woning van € 795.000 naar € 650.000.

Rechtbank Breda oordeelt dat de heffingsambtenaar van de gemeente voldoende aannemelijk maakt dat de waarde van de woning van X ten minste € 795.000 is. De referentiewoningen die de gemeente in haar taxatierapport noemt, zijn goed vergelijkbaar met de woning van X en tonen aan dat de waarde van de woning ongeveer € 825.000 bedraagt. De rechtbank verwerpt het betoog van X dat de gemeente te weinig referentiewoningen heeft gebruikt uit de (villa)wijk waar zijn woning is gelegen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat in de wijk rond de peildatum weinig vergelijkbare woningen van eigenaar zijn verwisseld. Het beroep van X op de meerderheidsregel faalt eveneens. De woningen die X noemt, en die te laag gewaardeerd zouden zijn, kunnen volgens de rechtbank bezwaarlijk als identiek worden beschouwd als bedoeld in HR 8 juli 2005, nr. 39 953, BNB 2005/299. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Breda

2

Gerelateerde artikelen