X is eigenaar van een vrijstaande recreatiewoning met schuur en aanlegsteiger. De inspecteur stelt de WOZ-waarde naar waardepeildatum 1 januari 2009 vast op € 591.000. Rechtbank 's-Gravenhage vermindert de waarde tot € 568.000. In hoger beroep is de waarde in geschil.
Hof 's-Gravenhage oordeelt dat de rechtbank terecht twee vergelijkingsobjecten buiten aanmerking heeft gelaten en het derde als uitgangspunt heeft genomen. Anders dan X betoogt bestaat er geen rechtsregel die de inspecteur verplicht om ter onderbouwing van de waardebepaling gebruik te maken van ten minste drie vergelijkingsobjecten. De inspecteur heeft niet aan de op hem rustende bewijslast voldaan. X verwijst naar de WOZ-waarde van het buurpand. Het hof verwerpt het standpunt van de inspecteur dat sprake is van een incidentele fout. Ook de WOZ-waarden van de andere woningen in de straat zijn gemiddeld genomen lager dan de woning. Opmerkelijk is ook dat de waarde per kubieke meter inhoud lager is vastgesteld bij de kleinere woningen dan bij de grotere, terwijl, gelet op de wet van het afnemend grensnut, veeleer aannemelijk is dat de waarde per kubieke meter daalt naarmate de inhoud van een woning groter is. Het hof acht de door X voorgestane waarde van € 451.000 aannemelijk.
Lees ook het thema over de WOZ.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof 's-Gravenhage