Hof Amsterdam oordeelt dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde voor het tankstation niet op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. X beroept zich tevergeefs op de werktuigenuitzondering.

Belanghebbende, X, is eigenaar van een perceel grond met daarop een woning, een werkplaats, een tankstation met shop/kantoor en wasstraat/box, luifel, opstelplaatsen en een vloeistofdichte bestrating, tanks en leidingen. De gemeente stelt de WOZ-waarde 2007 vast op € 488.000. In geschil is of deze waarde te hoog is. De waarde is berekend volgens de zogeheten REN-methode. Deze methode onderscheidt een waarde voor de opstallen en voor de locatie. De heffingsambtenaar van de gemeente maakt voor de waardering gebruik van kengetallen uit de landelijke Taxatiewijzer.

Hof Amsterdam oordeelt dat de WOZ-waarde voor het tankstation niet te hoog is. Met zijn stelling dat in de op basis van de Taxatiewijzer berekende waarde ook een soort ‘goodwill' is begrepen die geen onderdeel is van de waarde van de onroerende zaak, heeft X volgens het hof niet aannemelijk gemaakt dat de taxatie van de heffingsambtenaar onjuist is. Indien de waarde op de in de Taxatiewijzer omschreven wijze wordt bepaald, leidt dat volgens het hof, doordat de objectieve doorzet als uitgangspunt wordt gehanteerd, tot een waarde die overeenstemt met het bedrag dat tussen onafhankelijk van elkaar staande marktpartijen in het economische verkeer voor die onroerende zaak zou zijn overeengekomen. De ondergrondse buizen en leidingen zijn door de heffingsambtenaar terecht niet als werktuigen aangemerkt. Het beroep van X op de werktuigenuitzondering faalt dan ook. Het hoger beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken

Instantie: Hof Amsterdam

9

Gerelateerde artikelen