Belanghebbende, X, is eigenaar van een vissershuisje uit 1900 gelegen in de gemeente Noord-Beveland. De inhoud van de woning is ongeveer 126 m³ en de oppervlakte van het perceel ongeveer 53 m². X is van mening dat de heffingsambtenaar van de gemeente de WOZ-waarde 2009 met € 82.000 op een te hoog bedrag heeft vastgesteld.
Hof 's-Gravenhage (EK III, 17 mei 2011, BK-10/00420) oordeelt dat de WOZ-waarde van het vissershuisje van X niet te hoog is vastgesteld. Anders dan X is het hof van mening dat de ligging van de referentiewoningen niet beduidend gunstiger is dan die van X. De heffingsambtenaar heeft voldoende rekening gehouden met de verschillen in staat en ligging tussen de woning van X en de referentiewoningen door een lagere prijs per kubieke meter te hanteren. X stelt dat de hoge verkoopprijzen voor de referentiewoningen betaald zijn door liefhebbers. Het hof overweegt dat deze prijzen in de markt kennelijk worden betaald door mensen die graag een tweede woning in deze plaats willen bezitten. De verkoopprijzen vertegenwoordigen de waarde in het economische verkeer van de woningen. Het hoger beroep van X is ongegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken
Instantie: Hoge Raad