X is eigenaar van een woning. De heffingsambtenaar van de gemeente Blaricum heeft de WOZ-waarde naar waardepeildatum 1 januari 2009 vastgesteld op € 851.000. De woning is op 16 juli 2009 aangekocht voor € 820.000. Rechtbank Amsterdam vermindert de waarde naar € 648.000. X komt in hoger beroep en staat een waarde voor van € 435.000.
In hoger beroep oordeelt Hof Amsterdam dat de nader vastgestelde waarde van de woning niet te hoog is. Er is geen geschil over de waarde van de opstal. Het rapport dat door X is ingebracht, wordt verworpen omdat het geen onderbouwing van de waarde bevat. Het hof verwerpt de stelling van X, dat met een lagere waarde van de grond rekening dient te worden gehouden vanwege de minder gunstige ligging van het perceel op een hoek aan twee straatzijden en de ongunstige ligging van de woning op de kavel. Voor de ligging is de heffingsambtenaar uitgegaan van ‘gemiddeld' en voor de kavel is rekening gehouden met een matige doelmatigheid. De heffingsambtenaar heeft hiermee in voldoende mate rekening gehouden door een beduidend lagere grondwaarde te hanteren dan uit de transacties van de vergelijkingsobjecten kan worden afgeleid. Het hoger beroep is ongegrond..
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Amsterdam