De Hoge Raad oordeelt dat het verzoek tot wraking zonder zitting buiten behandeling wordt gesteld, aangezien deze niet naar behoren is gemotiveerd.

Mevrouw X heeft zeven cassatieprocedures (nrs. 19/00157 t/m 19/00163) lopen. Op 13 december 2018 wordt aan haar medegedeeld dat de beslissingen op 21 december 2018 in het openbaar zullen worden uitgesproken. Verder staat in de brief dat de arresten zullen worden gewezen door de raadsheren Fierstra, Wortel en Beukers-van Dooren. Op 17 december 2018 verzoekt X per fax om wraking van de betreffende raadsheren. Zo heeft X vanwege de privacy moeite met het feit dat de uitspraken in het openbaar zullen plaatsvinden, is de postbezorging niet op orde en is sprake geweest van incorrect medisch handelen waardoor eerdere beroepen niet-ontvankelijk zijn verklaard. X behoudt zich ook expliciet het recht voor de wrakingsgronden aan te vullen, te corrigeren en te wijzigen.

De Hoge Raad oordeelt dat het verzoek tot wraking zonder zitting buiten behandeling wordt gesteld, aangezien deze niet naar behoren is gemotiveerd. Het verzoek bevat namelijk geen feiten of omstandigheden die een of meer van de gewraakte raadsheren kunnen betreffen. Er zijn evenmin feiten of omstandigheden aangevoerd die kunnen meebrengen dat de rechterlijke onpartijdigheid bij de behandeling van het beroep in cassatie schade zou kunnen lijden.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:16

Algemene wet bestuursrecht 8:15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 4 februari

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen