Hof Den Haag heeft vastgesteld dat de beperkte activiteiten van X voor de kinderopvang van de echtgenote niet kwalificeren als onderneming. De ondernemingsfaciliteiten worden teruggenomen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).
X verricht administratieve diensten en vervoersdiensten ten behoeve van de onderneming van zijn echtgenote. De echtgenote exploiteert een kinderopvang. X ontvangt uitsluitend betalingen van derden die bestemd zijn voor zijn echtgenote. X ontvangt een geringe vergoeding voor bureaukosten van zijn echtgenote. X treedt naast een inschrijving in de KvK als éénmanszaak niet naar buiten. Er is niet gebleken van bemiddelingsactiviteiten om vraagouders te bewegen opdracht te geven aan de kinderopvang van de echtgenote.
Hof Den Haag (V-N 2019/58.1.1) heeft vastgesteld dat de beperkte activiteiten niet kwalificeren als onderneming. Feiten en omstandigheden die inzicht zouden kunnen geven in de duurzaamheid en de omvang van de werkzaamheden, de omvang van de brutobaten, de winstverwachting en gepleegde acquisitie, heeft belanghebbende nauwelijks gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt. Het door hem gestelde ondernemersrisico houdt niet meer in dan het risico dat zijn echtgenote de (geringe) vergoeding voor bureaukosten niet betaalt. De zelfstandigenaftrek, de startersaftrek en de MKB winstvrijstelling wordt gecorrigeerd. De inkomsten kwalificeren wel als resultaat uit overige werkzaamheid.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.2