Aan Rijnvaarder, X, die het gehele jaar in 2016 in Nederland woont en in loondienst werkt op een in Nederland geregistreerd binnenvaartschip, is door de SVB een A1-verklaring afgegeven. Daarin staat vermeld dat X als Rijnvarende in twee of meer Staten op binnenlandse schepen werkt. Die verklaring strekt ertoe dat ten aanzien van het dienstverband tussen X en de Liechtensteinse H de Nederlandse socialezekerheidswetgeving van toepassing is voor de periode 1 maart 2016 tot en met 31 december 2016. Tegen deze A1-verklaring hebben zowel X als H beroep ingesteld. X komt in beroep tegen de hem opgelegde aanslag IB/PVV 2016, waarbij de inspecteur hem geen vrijstelling van premies volksverzekeringen verleend.
Rechtbank Noord-Holland beslist dat X voor de periode van 1 maart tot en met 31 december 2016 niet in aanmerking komt voor de vrijstelling van premies volksverzekeringen. De A1-verklaring is tot op heden niet ingetrokken. Het bij de CRvB ingestelde beroep verandert daar niets aan. X kan de in het buitenland geheven premies volksverzekeringen niet verrekenen met de in Nederland verschuldigde premies volksverzekeringen (vgl.: Hoge Raad van 10 juli 2021, ECLI:NL:HR:2020:1150, V-N 2020/34.7). Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Premieheffing
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 27 september