Belanghebbende, X, is werkzaam voor E bv en zet een pensioenfonds op voor een verzekeringsmaatschappij (Z). Overeengekomen wordt dat D nv levensverzekeringsproducten gaat ontwikkelen voor Z. Omdat de verhouding tussen de directie van E bv en X verslechtert, komen E bv, Z en D nv overeen dat X in dienst zal treden van een vennootschap van D nv, en daar verder zal werken aan het pensioenfonds. In maart 1997 wordt aan X medegedeeld dat de constructie geen doorgang kan vinden, en gaat E bv failliet. X en D nv komen uiteindelijk overeen dat D nv € 250.000 zal betalen aan stichting G. Omdat X dit bedrag niet in zijn IB-aangifte verantwoordt, legt de inspecteur een IB-navorderingsaanslag op aan X. Volgens de inspecteur moet het bedrag van € 250.000 worden aangemerkt als loon dat is genoten ter vervanging van gederfd of te derven loon. Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat het bedrag betrekking heeft op gederfd loon. Uit de civiele procedure blijkt volgens de rechtbank namelijk dat de door X geleden schade met name bestaat uit gederfde inkomsten. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat het bedrag van € 250.000 voor X was bestemd en ook door hem is genoten.
Hof Arnhem-Leeuwarden (MK I, 22 september 2015, 14/00153, V-N Vandaag 2015/2085) oordeelt dat de uitbetaling door D nv van € 250.000 betrekking heeft op de derving van loon dat door X zou zijn genoten als de dienstbetrekking bij de door D nv op te richten nieuwe vennootschap tot stand zou zijn gekomen. Het bedrag van € 250.000 moet dan tot het belastbare loon van X worden gerekend. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.82 lid 3.82 sub a, ten eerste
Wet inkomstenbelasting 2001 3.146 lid 1