De civiele kamer van Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat er geen sprake is van schending van het fiscale neutraliteitsbeginsel bij de beëindiging van het verlaagde btw-tarief voor podiumkunstenaars.

In het Belastingplan 2011 is opgenomen dat het verlaagde btw-tarief van 6% niet langer meer van toepassing is op het verlenen van toegang tot muziek- en toneeluitvoeringen en het optreden van uitvoerend kunstenaars. De maatregel zal per 1 juli 2011 in werking treden. Enkele belangenverenigingen vorderen – onder andere – dat de maatregel onverbindend wordt verklaard. Zij stellen hierbij dat de beëindiging van het verlaagde btw-tarief in strijd is met het EU-recht (fiscale neutraliteitsbeginsel).

De civiele kamer van Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat er geen sprake is van schending van het fiscale neutraliteitsbeginsel bij de beëindiging van het verlaagde btw-tarief voor podiumkunstenaars. De rechtbank oordeelt hierbij dat de kenmerkende diensten van podiumkunstenaars kunnen worden onderscheiden van de kenmerkende diensten die in circussen, dierentuinen, musea, bioscopen, attractieparken, siertuinen en sportwedstrijden worden geleverd. De rechtbank verwerpt ook de stelling van de belangenverenigingen dat de hiervoor genoemde diensten soortgelijk zijn en dat de differentiatie tussen de diensten inbreuk maakt op het fiscale neutraliteitsbeginsel. Volgens de rechtbank blijkt uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie EU (HvJ EU) namelijk dat binnen een categorie mag worden gedifferentieerd. De rechtbank wijst de vorderingen van de belangenverenigingen af.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Rechtbank 's-Gravenhage

0

Gerelateerde artikelen