Belanghebbende, X nv, exploiteert een elektriciteits- en gasnetwerk in de gemeente Blaricum. De heffingsambtenaar van de gemeente legt aan X nv een voorlopige aanslag precariobelasting op voor het hebben van kabels en leidingen in voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond. X nv stelt dat exploitatieovereenkomsten uit het verleden aan de heffing van precariobelasting in de weg staan.
De Hoge Raad oordeelt dat de gemeente Blaricum precariobelasting mag heffen van X nv als netwerkbeheerder en dat de in het verleden gemaakte afspraken daar niet aan in de weg staan. Het hof oordeelde dat niet X nv, maar haar dochtermaatschappijen de rechtsopvolgers zijn van de bedrijven waarmee de gemeente Blaricum in het verleden afspraken heeft gemaakt inzake het gas- en elektriciteitsnetwerk. Aangezien de aan die overeenkomsten te ontlenen rechten niet aan X nv zijn overgedragen, kan X nv daarop geen beroep doen, aldus het hof. De Hoge Raad oordeelt dat dit oordeel van het hof geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in cassatie niet op juistheid kan worden getoetst. X nv stelt tevergeefs dat niet zij maar de genoemde dochtermaatschappijen als belastingplichtige voor de precariobelasting moeten worden aangemerkt. X nv is volgens de Hoge Raad bij uitstek degene die bij de netwerken rechtstreeks belang heeft, welk belang uitgaat boven het resterend belang van de juridische eigenaren (vgl. HR 4 maart 1992, nr. 27819, BNB 1992/166). Nu de heffingsambtenaar volgens de Hoge Raad geen keuzemogelijkheid had bij de aanwijzing van een belastingplichtige, kan de vraag of de heffingsambtenaar bij het maken van die keuze de beginselen van behoorlijk bestuur heeft geschonden, in het midden blijven. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van X nv ongegrond.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hoge Raad
Editie: 27 juni