Belanghebbende, mevrouw X, staat vanaf september 2013 als ondernemer ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. X verricht aldus voornamelijk AWBZ-zorg in natura bij zorgvragers, meestal terminale patiënten, aan huis. X verricht in dat kader beperkt medische handelingen en oefent zorg- en huishoudelijke taken uit. Voor 2013 is op verzoek van X een verklaring arbeidsrelatie winst uit onderneming (VAR-wuo) afgegeven. Voor 2014 ontvangt X echter een verklaring arbeidsrelatie loon uit dienstbetrekking (VAR-loon). In geschil is of dat laatste terecht is. Het verzoek van X om een voorlopige voorziening te treffen, is inmiddels afgewezen (zie V-N 2014/22.8).
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat sprake is van een gezagsverhouding tussen X en de zorgaanbieders waarvoor zij, al dan niet via een bemiddelingsinstelling, AWBZ-zorg in natura heeft verleend. De zorgaanbieders zijn namelijk wettelijk eindverantwoordelijk voor de uitvoering van de zorgplannen en geven in dat kader aanwijzingen. Dit leidt er toe dat X niet over de voor het IB-ondernemerschap benodigde zelfstandigheid beschikt. Het maakt niet uit dat X bij de uitoefening van haar werk een grote mate van vrijheid en zelfstandigheid heeft en dat de aanwijzingen en toezicht van de zorgaanbieders weinig voelbaar zijn. Ook het feit dat X zelf de intake-gesprekken voert en dat zij een inbreng heeft bij het vaststellen van de zorgplannen doet daar niet aan af. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.4
Wet inkomstenbelasting 2001 3.5
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 5 oktober