Hof Amsterdam oordeelt dat X voor de toepassing van art. 5.2 lid 3 Wet IB 2001 wordt aangemerkt als een belastingplichtige die bij het begin van het kalenderjaar nog niet binnenlands belastingplichtig is.

X maakt tot 31 maart 2016 gebruik van de 30%-regeling en kiest in haar IB-aangifte 2016 voor partiële buitenlandse belastingplicht. Zij neemt daarbij haar in Nederland gelegen onroerende zaken in aanmerking en enkele andere bezittingen. Zij houdt echter geen rekening met haar eigen spaar- en banktegoeden. Het box 3-inkomen bedraagt daardoor € 16.000. De inspecteur is echter van mening dat ook rekening moet worden gehouden met de spaar- en banktegoeden. Hij komt uit op een box 3-inkomen van € 30.000.

Hof Amsterdam oordeelt dat X voor de toepassing van art. 5.2 lid 3 Wet IB 2001 wordt aangemerkt als een belastingplichtige die bij het begin van het kalenderjaar nog niet binnenlands belastingplichtig is. X heeft namelijk gekozen voor partiële buitenlandse belastingplicht en de toepassing van de 30%-regeling is gedurende het kalenderjaar afgelopen. De inspecteur heeft dan ook terecht het box-3 inkomen naar tijdsgelang in aanmerking genomen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

Wet inkomstenbelasting 2001 2.6

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 7 juli

40

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen