Belanghebbende, X bv, drijft haar onderneming vanuit haar bedrijfspand. Op 28 mei 2009 brengt X haar onderneming, inclusief het bedrijfspand en de daarop rustende hypotheek, in Z bv in. Vervolgens brengt Z bv de onderneming op 28 mei 2009 in Y bv in. Het bedrijfspand blijft daarbij echter achter in Z bv. Ter zake van de inbreng in Z bv verzoekt X bv om toepassing van de bedrijfsfusiefaciliteit. De inspecteur is van mening dat X bv de bedrijfsfusiefaciliteit niet kan toepassen, omdat X bv geen onderneming dan wel een zelfstandig onderdeel van een onderneming heeft overgedragen.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat X bv de bedrijfsfusiefaciliteit niet kan toepassen. Volgens de rechtbank vormt hetgeen X bv in Z bv heeft ingebracht namelijk geen tak van bedrijvigheid dan wel een zelfstandig onderdeel van een onderneming. De rechtbank overweegt daarbij dat op het tijdstip waarop X bv de activa in Z bv inbracht, die activa, met uitzondering van het bedrijfspand, ervoor bestemd waren om onmiddellijk te worden overgedragen aan Y bv. Volgens de rechtbank kunnen die activa, uitgezonderd het bedrijfspand, functioneel bezien geen onderdeel vormen van een uit organisatorisch oogpunt onafhankelijke exploitatie door Y bv. Verder merkt de rechtbank nog op dat (de exploitatie van) enkel het bedrijfspand niet als een tak van bedrijvigheid kan worden aangemerkt. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 14
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 6 november