Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat het belang van een procedure niet enkel kan worden afgeleid uit de uiteindelijke financiële uitkomst van een gerechtelijke procedure. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X komt in bezwaar en beroep tegen een rentebeschikking waarin hem een vergoeding van € 4 is toegekend. Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de vergoeding moet worden berekend over een ruimer tijdvak. Het financiële belang van € 7 – dat tussen partijen niet in geschil is –is echter zo gering dat kan worden volstaan met de constatering dat de redelijke termijn met drie jaar en vier maanden is overschreden (zie HR 19 februari 2016, 14/03907, BNB 2016/140).
Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2021/30.29.25) oordeelt dat het belang van een procedure niet enkel kan worden afgeleid uit de uiteindelijke financiële uitkomst van een gerechtelijke procedure. De cijfermatige uitwerking van het standpunt van X houdt in dat hij recht heeft op een aanvullende rentevergoeding van € 28. Rechtbank en hof hebben het standpunt van X verworpen, maar het belang van € 28 rechtvaardigt volgens het hof wel een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn (drie jaar en vier maanden overschrijding) van € 3.500. De grens hiervoor ligt immers op € 15 (HR 24 februari 2017, 16/2302, BNB 2017/83). Dat het belang gelet op de door de inspecteur veronderstelde uitkomst van de uitspraak van de rechtbank slechts € 11 is doet daaraan niet af. Omdat alleen in de bezwaarfase de redelijke termijn is overschreden, komt de schadevergoeding geheel ten laste van de inspecteur. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 8 juni