Rechtbank Noord-Holland beslist dat de ontvanger in het kader van de toe te kennen proceskostenvergoeding ten onrechte de waarde per punt van het voorafgaande jaar heeft toegepast. De beleidsmatige toepassing van de wegingsfactor 0,25 is niet onredelijk.

X wordt door de ontvanger op 23 juli 2019 aangemaand om drie navorderingsaanslagen IB/PVV te betalen. Daarbij wordt € 48 aan aanmaningskosten in rekening gebracht. X dient daartegen bezwaar in. Het bezwaar wordt gegrond verklaard en de aanmaningskosten worden verminderd tot nihil. X krijgt een proceskostenvergoeding (PKV) toegekend van € 63,50 (1 punt voor het indienen van bezwaar ad € 254 en een wegingsfactor van 0,25). X komt in beroep en stelt dat er een onjuist bedrag per punt is gehanteerd. Ook moet er voor het inschakelen van professionele bijstand een wegingsfactor van gemiddeld 1 worden aangehouden.

Volgens Rechtbank Noord-Holland komt de ontvanger bij de waardering van de zaak voor de PKV een ruime beoordelingsvrijheid toe. Dat is niet anders indien slechts sprake is van een bestendige gedragslijn en niet van beleidsregels in de zin van art. 4:81, lid 1 Awb. De door de ontvanger geschetste gedragslijn is volgens de rechtbank niet onredelijk. X slaagt er niet in, gelet op de door hem gememoreerde afwijkingen van de gedragslijn, zich met succes op het gelijkheidsbeginsel te beroepen. Het beroep is toch gegrond omdat partijen het erover eens zijn dat de ontvanger bij de berekening van de vergoeding had moeten uitgaan van € 261 per punt (jaar 2020).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Besluit proceskosten bestuursrecht 1

Algemene wet bestuursrecht 7:15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 31 mei

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen