A-G Niessen concludeert dat België heffingsbevoegd is ten aanzien van de afwaardering van de vordering die dga X op zijn bv heeft. Volgens de A-G is namelijk art. 13 van het oude Belastingverdrag met België van toepassing.

Belanghebbende, X, woont in België. Hij leent in de loop der jaren forse geldbedragen uit aan zijn bv (Z bv). Hierbij worden geen zekerheden gesteld. De vordering van X op Z bv bedraagt op 31 december 2001 ruim € 5,7 mln. In zijn IB-aangifte – waarbij hij niet opteert voor binnenlandse belastingplicht – geeft X een negatief resultaat uit overige werkzaamheden (hierna: ROW) aan. X stelt hierbij dat het oude Belastingverdrag met België niet van toepassing is op de tbs-regeling. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat de tbs-regeling onder art. 22 van het oude Belastingverdrag met België valt. De heffingsbevoegdheid ten aanzien van deze inkomsten komt volgens de rechtbank aan de woonstaat toe. Hof 's-Gravenhage oordeelt, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 9 mei 2008 dat er sprake is van een onzakelijke lening. Het afwaarderingsverlies moet volgens het hof bij de bepaling van het ROW dan buiten beschouwing blijven. Advocaat-generaal (hierna: A-G) Niessen concludeert dat België heffingsbevoegd is ten aanzien van de afwaardering van de vordering op Z bv. Volgens de A-G is art. 13 van het oude Belastingverdrag met België namelijk van toepassing. De A-G wijst er hierbij op dat de eventueel nadelige consequenties van toewijzing van de heffing over de afwaardering van de vordering aan België te wijten is aan een dispariteit tussen het Belgische en Nederlandse belastingregime. De A-G adviseert de Hoge Raad om het beroep in cassatie ongegrond te verklaren.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Internationaal belastingrecht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 15 maart

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen