Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat A en X nv een recht op levering van aandelen zijn overeengekomen, en geen aandelenoptierecht. Er is namelijk sprake van het recht op levering van de aandelen zelf, en dit moet dan met de aandelen worden vereenzelvigd.

A, CFO van belanghebbende, X nv, neemt deel aan het Executive Short-Term Incentive Plan en het Executive Long-Term Incentive Plan van X nv. Eind 2014 komen A en X nv overeen dat de dienstbetrekking met A per 1 mei 2015 wordt beëindigd. In 2015 en 2016 ontvangt A Investment Shares, Matching Shares en Performance Shares ter waarde van vele miljoenen euro’s. In verband hiermee legt de inspecteur naheffingsaanslagen loonheffingen op aan X nv (pseudo-eindheffing excessieve vertrekvergoeding). X nv stelt dat er sprake is van aandelenoptierechten als bedoeld in art. 10a lid 6 Wet LB 1964, en dat deze vóór 2014 zijn toegekend.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat A en X nv een recht op levering van aandelen zijn overeengekomen, en geen aandelenoptierecht. Volgens de rechtbank is er in dit geval namelijk sprake van het recht op levering van de aandelen zelf, en moet dit dan ook met de aandelen worden vereenzelvigd. Het vormt volgens de rechtbank niet een afzonderlijk op de voet van art. 10a lid 1 Wet LB 1964 in aanmerking te nemen recht dat is afgeleid van de aandelenrechten. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 32bb

Wet op de loonbelasting 1964 10a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 22 februari

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen