Rechtbank Den Haag oordeelt dat aannemelijk is dat in 2001, 2002 en 2003 ook vermogen aanwezig moet zijn geweest op de bankrekening in Zwitserland. Deze is namelijk in 1984 geopend en het vermogen zoals dat in 2004 aanwezig was, zal in de regel niet in één jaar zijn opgebouwd.
Erflaatster, mevrouw X, is geboren in 1918 en is overleden in 2017. In geschil zijn de IB-navorderingsaanslagen over 2001, 2002 en 2003 in verband met een door haar bij de UBS bank in Zwitserland aangehouden bankrekening. In juli 2004 heeft X het betreffende geld en effecten verdeeld over haar beide kinderen, waarbij ieder de helft heeft ontvangen. De totale waarde is door de inspecteur geschat op € 500.000. Eind 2004 is het saldo op de USB-rekening van haar zoon € 331.763.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat aannemelijk is dat in 2001, 2002 en 2003 ook vermogen aanwezig moet zijn geweest op de UBS-rekening. Deze is namelijk in 1984 geopend en het vermogen zoals dat in 2004 aanwezig was, zal niet in één jaar zijn opgebouwd. Met dit bewijsvermoeden voldoet de inspecteur aan zijn bewijslast (zie o.a. HR 28 juni 2013, nr. 11/04152, V-N 2013/32.7). Haar inkomen bestond in die jaren slechts uit een AOW-uitkering, zodat het te laag was om een zodanig vermogen in één jaar te kunnen vormen. Gelet op het saldo van de zoon eind 2004, was de schatting van de inspecteur bovendien aan de lage kant. De beroepen van de erven X zijn ongegrond.
Lees ook het thema Navordering
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 18 april