Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat zowel de aangever als de beoogde kentekenhouder de mogelijkheid hebben om bezwaar te maken tegen het BPM-bedrag dat op aangifte is voldaan. Het maakt niet uit dat de verschuldigde BPM door de latere kentekenhouder is betaald.

De heer A doet BPM-aangiften voor een Renault, een Maserati en een Mitsubishi voor respectievelijk € 0, € 1050 en € 3.969. Volgens de inspecteur moet de BPM zijn € 828, € 11.453 en € 7.664. Voor de Renault wordt later alsnog het door de inspecteur berekende bedrag op aangifte voldaan. Voor de Maserati en de Mitsubishi zijn de verschillen bij A nageheven. Nadat A alles heeft betaald, geeft de inspecteur de fiscale akkoorden af. Rechtbank Haarlem oordeelt dat de aanslagen prematuur en dus in strijd met het wettelijke systeem zijn opgelegd. Ter zitting is een compromis bereikt over de BPM (€ 250) voor de Renault. A krijgt voorts een proceskostenvergoeding op basis van de werkelijke kosten en een immateriële schadevergoeding wegens het overschrijden van de redelijke termijn. Partijen gaan in hoger beroep. Primair is in geschil of A wel bevoegd was om bezwaar te maken.

Hof Amsterdam oordeelt dat zowel de aangever als de beoogde kentekenhouder de mogelijkheid hebben om bezwaar te maken tegen het bedrag dat op aangifte is voldaan (zie HR 29 augustus 2000, nr. 35.501, V-N 2000/45.21. Het maakt dus niet uit dat de BPM niet door A is voldaan, maar door de latere kentekenhouder. De aanslagen zijn opgelegd aan A, zodat hij hier bezwaar tegen kan maken. De aanslagen zijn echter ten onrechte door de rechtbank vernietigd, aangezien de inspecteur kan naheffen voordat de registratie heeft plaatsgevonden (zie HR 28 juni 2013, nr. 12/00400, V-N 2013/31.17). Het maakt ook niet uit dat de aanslagen bekend zijn gemaakt door de inspecteur en niet, zoals art. 8 lid 1 Inv. 1990 voorschrijft, door de ontvanger. De aanslag voor de Maserati wordt wel verminderd, aangezien deze ten onrechte is berekend op basis van de inkoopwaarde nieuw (zie HR 2 maart 2012, nr. 11/00785, V-N 2012/14.19). De in eerste aanleg toegekende proceskostenvergoeding wordt voorts verlaagd tot forfaitaire bedragen. Het beroep van de inspecteur is deels gegrond. Voor de geclaimde materiële schadevergoeding zal A zich tot de civiele rechter moeten wenden.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 7

Invorderingswet 1990 8

Algemene wet inzake rijksbelastingen 26

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 13 november

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen