Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat een prematuur ingediend bezwaar leidt tot niet-ontvankelijkheid.

X maakt op 4 april 2022 bezwaar tegen de WOZ-beschikking 2022. De heffingsambtenaar verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk omdat nog geen WOZ-beschikking 2022 is afgegeven. X geeft aan dat de WOZ-beschikking in februari, maart, april of mei kenbaar wordt gemaakt. Verder stelt X dat de WOZ-beschikking op 4 april 2022 tot is stand gekomen, maar niet is verzonden vanwege een verzendprobleem bij de heffingsambtenaar. De heffingsambtenaar heeft X op 23 februari 2022 geïnformeerd dat de WOZ-beschikking en de aanslag(en) 2022 later bekend worden gemaakt dan gebruikelijk.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het bezwaar van X prematuur is omdat nog geen WOZ-beschikking 2022 is afgegeven en X ook niet redelijkerwijs kon menen dat dit wel het geval was. Wat dat laatste betreft, in de brief van de heffingsambtenaar van 23 februari 2022 is X geïnformeerd dat de WOZ-beschikkingen en aanslagen 2022 later dan gebruikelijk bekend gemaakt zouden worden. Normaal gesproken wordt de beschikking eind februari opgelegd. Er zijn geen aanknopingspunten waaruit volgt dat de WOZ-waarde al tot stand was gekomen. X heeft prematuur bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:54

Algemene wet bestuursrecht 6:10

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 12 januari

23

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen