Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de beperking van de verliescompensatie in art. 20a Wet VPB 1969 zich niet uitstrekt tot latente verliezen. De rechtbank wijst daarbij op de wettekst, de wetsgeschiedenis en de wetsystematiek.
Y bv, de topmaatschappij van de gefailleerde A-groep, houdt de aandelen in belanghebbende, X bv. Eind 2015 worden de aandelen in X bv verkocht aan Q bv. Hierbij wordt aan de vastgoedportefeuille van X bv een waarde van € 72,5 mln toegekend. Eind 2017 draagt X bv drie kantoorpanden over aan afzonderlijke dochtermaatschappijen. Aan de inspecteur wordt de vraag voorgelegd of bij de fiscale afhandeling de in 2015 gehanteerde fiscale boekwaarden mogen worden aangehouden. De inspecteur stemt daarmee in. In haar VPB-aangifte 2017 brengt X bv een verlies in verband met de verkoop van de kantoorpanden in aftrek. De inspecteur is echter van mening dat art. 20a Wet VPB 1969 in de weg staat aan verrekening van deze eind 2015, ten tijde van de verkoop van de aandelen X bv, aanwezige latente verliezen.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de beperking van de verliescompensatie in art. 20a Wet VPB 1969 zich niet uitstrekt tot latente verliezen. De rechtbank wijst daarbij op de wettekst, de wetsgeschiedenis en de wetsystematiek. Bij het vaststellen van de aanslag VPB 2017 heeft de inspecteur het bij de verkoop in 2017 van de drie panden gerealiseerde verlies ten onrechte van verrekening uitgesloten. De rechtbank vermindert de VPB-aanslag 2017 naar nihil en stelt het verlies vast op € 495.000.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 20a
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 21 juni
Carrousel: Carrousel