Hof 's-Gravenhage oordeelt dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij al vóór 4 juni 2007 telefonisch de betalingsonmacht had gemeld. X is terecht aansprakelijk gesteld.

Belanghebbende, X, is dga van A bv. A bv blijft in gebreke met het betalen van haar belastingschulden. Tijdens een gesprek met de ontvanger, op 4 juni 2007, geeft X de redenen aan waarom A bv niet aan haar verplichtingen kan voldoen. De ontvanger merkt het gesprek aan als een tijdige, rechtsgeldige melding betalingsonmacht voor de loonheffingen. Voor de loonheffingen over het tijdvak oktober 2006-maart 2007 merkt de ontvanger de melding echter als een niet-tijdige en niet-rechtsgeldige melding betalingsonmacht aan. Na het faillissement van A bv wordt X voor – uiteindelijk – € 306.670 aansprakelijk gesteld. X is het hier niet mee eens. Hij stelt dat hij de betalingsonmacht vóór 4 juni 2007 ook al telefonisch had gemeld.

Hof 's-Gravenhage oordeelt dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij al vóór 4 juni 2007 telefonisch de betalingsonmacht had gemeld. Volgens het hof is dan ook niet aannemelijk dat het niet-melden van de betalingsonmacht niet aan X is te wijten. Volgens het hof is de blote stelling, zonder nader bewijs, dat de betalingsonmacht reeds telefonisch was gedaan, volstrekt onvoldoende. De ontvanger heeft X terecht aansprakelijk gesteld.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 36

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Invordering

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 12 maart

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen