Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat er sprake is van een onzakelijke borgstelling. Y bv, een onafhankelijke derde, heeft namelijk nog een lening van € 100.000 verstrekt aan A bv.

Belanghebbende, X, houdt de aandelen in A bv. A bv is werkzaam in de schoenenbranche. In verband met een door Y bv verstrekte lening, waarvoor X zekerheden heeft verstrekt, sluiten X en A bv medio 2011 een overeenkomst van borgstelling. Y bv verstrekt medio 2011 wederom leningen aan A bv. In 2013 roept Y bv de borgstelling in en wordt X aangesproken. X betaalt vervolgens € 300.000 aan Y bv en vormt een voorziening ter zake van een regresvordering ten laste van haar ROW. De inspecteur accepteert de voorziening echter niet, omdat er sprake is van onzakelijke borgstelling.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat er sprake is van een onzakelijke borgstelling. De rechtbank wijst er daarbij op dat Y bv, een onafhankelijke derde, medio 2011, ongeveer tegelijkertijd met het sluiten van de overeenkomst van borgstelling, een lening van € 100.000 heeft verstrekt aan Y bv, zonder zekerheden te bedingen. De lening werd mede verstrekt met het oog op een veelbelovende order uit Taiwan. Deze order was achteraf weliswaar niet zo veelbelovend als verwacht, maar met de opbrengst kon wel € 250.000 worden afgelost. Verder acht de rechtbank nog van belang dat de borgstellingsovereenkomst op schrift is vastgelegd, dat de blootstelling is gemaximeerd tot op € 250.000, althans tot op de verkoopopbrengst van het woonhuis, dat de borgstelling alleen ziet op de bedragen verstrekt uit hoofde van de eerste geldlening, en dat er een borgstellingsvergoeding is bedongen én betaald. Het gelijk is aan X.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.92

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Nederland

Editie: 27 juni

Uitsluiting Nieuwsbrief: Uitsluiting Nieuwsbrief

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen