X maakt bezwaar tegen de WOZ-waarde van zijn woning van € 620.000. De gemeente verlaagt de waarde tot € 185.000, maar laat vervolgens per brief weten dat deze verlaging op een vergissing berust. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat de gemeente de verlaging alleen ongedaan had kunnen maken via een formele WOZ-beschikking ex. art. 27 Wet WOZ. Dit is niet gebeurd.

X maakt bezwaar tegen een WOZ-beschikking waarin de gemeente Den Haag de WOZ-waarde van zijn woning heeft vastgesteld op € 620.000. Op 23 februari 2012 verlaagt de gemeente in een uitspraak op bezwaar de WOZ-waarde tot een bedrag van € 185.000. Per brief van 28 maart 2012 laat de gemeente X weten dat de waarde eigenlijk op € 515.000 vastgesteld had moeten worden. De verlaging naar € 185.000 was een vergissing, aldus de gemeente. X dient een beroepschrift in dat op 9 mei 2012 bij Rechtbank 's-Gravenhage binnenkomt.

Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat de gemeente de in de uitspraak op bezwaar naar € 185.000 verlaagde waarde alleen per voor bezwaar vatbare beschikking had kunnen herzien. Dit is bepaald in art. 27 lid 1 van de Wet WOZ. Met de brief van 28 maart 2012 is de waarde niet herzien. Het beroep van X is overigens niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. X heeft niet binnen zes weken na de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld en na ontvangst van de brief van de gemeente van 28 maart 2012 heeft hij niet zo spoedig als mogelijk een beroepschrift ingediend.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank 's-Gravenhage

2

Gerelateerde artikelen