Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X in Nederland verzekerd en premieplichtig is voor de volksverzekeringen. Omdat Nederland bepaalde procedureregels niet heeft nageleefd, mag X de in Luxemburg geheven sociale verzekeringspremies verrekenen.

Belanghebbende, X, werkt in de jaren 2010 - 2014 in loondienst bij het Luxemburgse C S.a.r.l. op een binnenvaartschip dat hoofdzakelijk vaart in het stroomgebied van de Rijn. De Luxemburgse autoriteiten hebben met ingang van 1 april 2007 een E106-verklaring ten name van X afgegeven. In haar IB-aangiften verzoekt X om aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. De inspecteur honoreert dit verzoek niet. X maakt vervolgens bezwaar en stelt dat zij recht heeft op PVV-vrijstelling. In geschil is of X verplicht verzekerd in Nederland is. De SVB geeft vervolgens op 22 augustus 2019 een A1-verklaring af. Hierin is vastgelegd dat X in Nederland verzekeringsplichtig is voor de periode van 17 oktober 2011 - 31 augustus 2014.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X in Nederland verzekerd en premieplichtig is voor de volksverzekeringen, omdat de exploitant van het binnenvaartschip in Nederland is gevestigd. Voor de jaren 2013 en 2014 geldt dat X op grond van de afgegeven A1-verklaring in Nederland verplicht verzekerd en premieplichtig is. Vervolgens stelt de rechtbank echter vast dat Nederland bepaalde procedureregels niet heeft nageleefd. Dit leidt er volgens de rechtbank, voor de periode 1 mei 2010 - 31 december 2010 en de jaren 2013 en 2014, toe dat het premiegedeelte van de IB-aanslagen moet worden verminderd met de volgens X in Luxemburg geheven sociale verzekeringspremies. De rechtbank verwijst daarbij naar de uitspraak van Hof 's-Hertogenbosch van 28 augustus 2019, nr. 17/00636 (V-N 2020/2.1.6).

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Premieheffing

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 20 maart

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen