Belanghebbende, X, koopt op 4 april 2008 een perceel grond om daarop een woning te bouwen. Hij leent daarvoor € 414.000 van de bank. De rente op deze hypothecaire lening bedraagt 4,6%. Tevens leent X € 80.000 van zijn vader (A). De rente op deze hypothecaire lening bedraagt 8%. Vanaf 2009 schenkt A jaarlijks € 2400 aan X. De inspecteur acht de rente op de lening van A niet aftrekbaar als eigenwoningrente en corrigeert de IB-aangifte 2008 van X.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de rente die X aan zijn vader betaalt, aftrekbaar is als eigenwoningrente. De rechtbank verwerpt de stelling van de inspecteur dat er sprake is van een schijnlening of een schenking. De rechtbank overweegt daarbij dat in beginsel de civielrechtelijke vorm beslissend is, dat er een overeenkomst is gesloten en dat X de rente heeft betaald. Ook is er volgens de rechtbank geen plaats voor een fiscale herkwalificatie. Volgens de rechtbank leidt de overeenkomst weliswaar tot voordelen in de sfeer van boxarbitrage, maar dit is volgens de rechtbank inherent aan de bewuste keuze van de wetgever om box 3-inkomen te belasten op basis van een fictief rendement en een vast tarief. Volgens de rechtbank zijn de rechtsgevolgen van de constructie dan niet in strijd met de strekking van de belastingwet. Verder heeft de rechtbank ook geen moeite met het rentepercentage van 8%, zodat de op de lening van A betaalde rente volledig aftrekbaar is. Hieraan doet niet af dat A jaarlijks een bedrag aan X schenkt. Het gelijk is aan X.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.120
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 7 maart