Belanghebbende, X, bezit een eigen woning en daarnaast een woning die hij verhuurt aan derden. In de eigen woning woont hij met zijn vriendin en zijn moeder. In 2008 wordt X in het kader van een strafrechtelijk financieel onderzoek (SFO) door de SIOD verhoord over een lening van € 150.000 aan zijn broer. X kon naar eigen zeggen het geld aan zijn broer lenen omdat hij zijn bedrijf goed had verkocht en daarnaast een uitkering van € 80.000 van een verzekeraar had ontvangen. Na het overlijden van zijn vader in 2007 had X een trauma opgelopen en had hij geen vaste bron van inkomen meer. Als de inspecteur X ambtshalve een aanslag oplegt, dient X alsnog een aangifte in maar vervolgens verstrekt X geen nadere inlichtingen aan de inspecteur. X vecht de aanslag aan en stelt dat hij in 2008 alleen huurinkomsten heeft genoten waarmee hij de rentelasten van zijn hypothecaire lening voldoet en dat zijn moeder hem in zijn levensonderhoud voorziet.
Hof Arnhem oordeelt dat X dat niet overtuigend aantoont, omdat hij dit op geen enkel wijze met concrete gegevens onderbouwt. Dit geldt evenzo voor zijn stelling dat hij – in weerwil van zijn eerdere verklaring- geen lening aan zijn broer heeft verstrekt. Het zou slechts gaan om een (gefingeerde) lening op papier om zijn broer te helpen bij de financiële afwikkeling van diens echtscheiding. Het hof acht de schatting van de inspecteur redelijk omdat X in 2008 in een auto rijdt, het niet aannemelijk is dat zijn moeder in zijn levensonderhoud voorziet en ook niet dat de huurders de kosten van (groot) onderhoud en energie voor hun rekening nemen, aldus het hof. Het hof handhaaft de navorderingsaanslag en de verzuimboete en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 8
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67a
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27j
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16