De Hoge Raad oordeelt dat één schadevergoeding volstaat als de gezamenlijk behandelde zaken in hoofdzaak betrekking hebben op hetzelfde onderwerp dan wel op voorwerpen van geschil die met elkaar samenhangen.

X bv doet in 2015 BPM-aangifte voor vier personenauto’s. Rechtbank Zeeland-West-Brabant verleent vier teruggaven omdat aansluiting mag worden gezocht bij de lagere waarde van marge-auto’s. X bv krijgt slechts één immateriële schadevergoeding van € 500 wegens het overschrijden van de redelijke termijn. Volgens Hof ’s-Hertogenbosch is dat laatste terecht (zie HR 21 maart 2014, 12/04057, V-N 2014/15.4). X bv gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat één schadevergoeding volstaat als de gezamenlijk behandelde zaken in hoofdzaak betrekking hebben op hetzelfde onderwerp dan wel op voorwerpen van geschil die met elkaar samenhangen (zie HR 19 februari 2016, 14/03907, r.o. 3.10.2, V-N 2016/13.4 en HR 31 januari 2020, 18/04777, r.o. 2.4.3., V-N 2020/8.18). De uitspraken van het hof en de rechtbank worden uitsluitend vernietigd voor zover daarin een beslissing ontbreekt omtrent de wettelijke rente over de mogelijk vertraagde vergoeding door de inspecteur van de griffierechten. Het beroep van X bv is deels gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Algemene wet bestuursrecht 8:73

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 20 april

8

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen