De heffingsambtenaar van de gemeente Voorst heeft in 2009 en 2010 aanslagen reclamebelasting opgelegd en de bezwaren hiertegen ongegrond verklaard. Rechtbank Zutphen verklaart vervolgens de beroepen ongegrond. In hoger beroep stelt X dat het eenheidstarief van € 1.175 haar onevenredig zwaarder treft dan grotere bank- en winkelvestigingen.
Hof Arnhem (MK I, 11 september 2012, 11/00528 en 11/00529, V-N Vandaag 2012/2296) oordeelt in hoger beroep dat de door X voorgestane heffingsmaatstaf, de omzet, niet tot de verboden maatstaven behoort (HR 28 juni 2002, nr. 36 969, V-N 2002/35.38). Dit betekent niet dat de omzet een verplichte maatstaf voor de reclamebelasting is. De vrijheid die de gemeenteraad heeft bij het kiezen van een heffingsmaatstaf brengt mee, dat daarbij ook mag worden gelet op hanteerbaarheid en uitvoerbaarheid van de Verordening, met het oog op de kosten die in de uitvoeringssfeer aan de keuze van een gedifferentieerde maatstaf zouden zijn verbonden. Van het eenheidstarief kan niet gezegd worden dat het leidt tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing. Het hof verklaart het hoger beroep ongegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hoge Raad
Editie: 7 augustus