Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat als een lijfrenteclausule niet ten uitvoer is gebracht, dan heffing dient plaats te vinden in het jaar waarin de redelijke termijn waarbinnen zulks had dienen plaats te vinden afloopt.

De heer X sluit in 1985 een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule. Op 31 december 2005 expireert de polis. X kon kiezen voor een periodieke uitkering, verlenging of uitkering ineens. In september 2006 heeft X een uitkering ineens ontvangen. In geschil is of de inspecteur de waarde van de polis op de expiratiedatum (€ 6.758) terecht heeft gerekend tot het belastbare inkomen uit werk en woning van X over 2006. Rechtbank Haarlem oordeelt dat de uitkering door de expiratie in elk geval op 31 december 2005 vorderbaar en inbaar is. Ter voorlichting van X wordt nog opgemerkt dat consequentie van belastbaarheid in 2005 is dat die uitkering niet later, bij feitelijke uitbetaling, kan worden belast. De inspecteur gaat in hoger beroep. Hof Amsterdam oordeelt dat als een lijfrenteclausule niet ten uitvoer is gebracht, dan heffing dient plaats te vinden in het jaar waarin de redelijke termijn waarbinnen zulks had dienen plaats te vinden afloopt. Het is niet van belang of en wanneer na het verstrijken van de redelijke termijn daadwerkelijk tot uitbetaling door de verzekeraar is overgegaan. De redelijke termijn waarbinnen de lijfrenteclausule ten uitvoer had moeten worden gebracht is in ieder geval op 31 december 2006 verstreken. De heffing over 2006 is dus wel terecht. Het beroep van de inspecteur is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 O

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 19 juni

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen