De in 2009 overleden erflater en belanghebbende, mevrouw X, waren gehuwd in algehele gemeenschap van goederen. X en hun twee kinderen zijn de erfgenamen. De verkrijging van X is € 2.369.356, waarover € 436.384 successierecht is geheven. Tot de nalatenschap behoren alle aandelen in een bv, waarin een onderneming wordt uitgeoefend. De aandelen zijn in 2010 verkocht zodat niet wordt voldaan aan de voortzettingseis van de SW-bedrijfsopvolgingsregeling. In overleg tussen partijen is deze zaak aangewezen als proefprocedure. Niet in geschil is dat de faciliteit naar de letter van de wet terecht niet is toegepast.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X zich terecht beroept op het gelijkheidsbeginsel, aangezien er onterecht onderscheid wordt gemaakt tussen ondernemers en niet-ondernemers. Er is geen objectieve en redelijke rechtvaardiging om de faciliteit te beperken tot ondernemingsvermogen. De wetgever heeft met de verruiming van de faciliteit naar 75% de hem toekomende ‘wide margin of appreciation' overschreden. Het maakt niet uit dat de desbetreffende aandelen al in 2010 zijn verkocht. Dit verandert namelijk niets aan het onterecht gemaakte onderscheid. De aanslag wordt voor € 327.288 geconverteerd in een conserverende aanslag. Het beroep van X is gegrond.
Wetsartikelen:
Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten 26
Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Schenk- en erfbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 3 mei