Advocaat-Generaal Wattel concludeert dat de foutenleer ook van toepassing is bij de bepaling van de buitenlandse v.i.-winst. De A-G wijst er daarbij op dat het belastingverdrag NL - België voor de v.i.-winstbepaling een zelfstandigheidsfictie eist.

Belanghebbende, X bv, heeft een v.i. in België. In 1999 verkoopt zij een huurrecht ter zake van een in Nederland gevestigde supermarkt en in 2003 verkrijgt zij het gebruiksrecht op een woning in België, waarbij de gevormde HIR wordt afgeboekt. Ter zake van deze twee transacties sluiten X bv en de inspecteur een VSO. In haar VPB-aangiften neemt X bv een (te hoge) vrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten in aanmerking. De inspecteur corrigeert dit met behulp van de foutenleer voor de jaren 2013 en 2014. X bv is het hier niet mee eens. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur de foutenleer kan toepassen op fouten in de waardering van vermogensbestanddelen op een balans die wordt opgesteld ter bepaling van de vrij te stellen (buitenlandse) v.i.-winst. Volgens de rechtbank valt niet goed in te zien waarom de foutenleer, die onderdeel uitmaakt van de reguliere fiscale winstbepaling, niet van toepassing zou zijn bij het bepalen van de winst van een v.i., ook al gaat het om het bepalen van de vrij te stellen winst, dan wel winst ter berekening van het bedrag van de belastingvrijstelling. Verder kan de inspecteur de fout niet via navordering herstellen. De verlengde navorderingstermijn is niet van toepassing omdat er geen sprake is van een winstbestanddeel dat ‘in het buitenland wordt gehouden of is opgekomen’. De HIR is namelijk gevormd ter zake van boekwinst op een Nederlands bedrijfsmiddel. X bv gaat in (sprong)cassatie.

Advocaat-Generaal Wattel concludeert dat, ondanks het feit dat de te lage totale-winstheffing niet het gevolg is van een onjuiste eindbalans 2012 van de generale onderneming, de foutenleer ook van toepassing is bij de bepaling van de buitenlandse v.i.-winst. De A-G wijst er daarbij op dat het belastingverdrag NL - België voor de v.i.-winstbepaling een zelfstandigheidsfictie eist. Het verdrag laat de winstbepaling verder aan het nationaal recht over en verwijst voor de voorkomingsmethode ook naar het nationaal recht. Ook fouten in de vrijstellingswinstbepalende v.i.-balans kunnen gecorrigeerd worden met de foutenleer. Daarnaast geldt bij een repetitieve fout volgens de A-G: alles of niets. Als navordering niet mogelijk is in alle jaren, dan kan de fout via de foutenleer wel voor alle jaren worden hersteld. Nu het niet mogelijk is om de repetitieve fout te herstellen via navordering, heeft de inspecteur de foutenleer terecht toegepast. De A-G adviseert de Hoge Raad om het beroep in cassatie van X ongegrond te verklaren.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.25

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting, Belastingen overzeese Rijksdelen

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 5 september

38

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen