Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur het loon terecht op de normbedragen van art. 12a lid 1 Wet LB 1964 heeft gesteld. Belanghebbenden maken niet aannemelijk dat moet worden uitgegaan van een lager gebruikelijk loon.
X en Y zijn met elkaar gehuwd. X houdt alle aandelen in bedrijf A. Zowel X als Y staan in dienstbetrekking tot dit bedrijf. Naar aanleiding van een boekenonderzoek bij bedrijf A, corrigeert de inspecteur het loon van X en Y op grond van art. 12a lid 1 Wet LB 1964. De inspecteur legt navorderingsaanslagen op.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur het loon terecht op de normbedragen van art. 12a lid 1 Wet LB 1964 heeft gesteld. Vast staat dat zowel X als Y werkzaamheden verrichten voor een bedrijf waarin zij zelf, dan wel hun partner, een aanmerkelijk belang hebben. Het uitgangspunt is dus dat de gebruikelijkloonregeling dient te worden toegepast. Geen van beide echtgenoten maken aannemelijk dat moet worden uitgegaan van een lager gebruikelijk loon. Hiertoe overweegt de rechtbank onder meer dat de normbedragen niet naar tijdsevenredigheid worden toegepast en dat beide echtgenoten kernactiviteiten verrichten voor bedrijf A. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt evenmin. Gelet op het boekenonderzoek en de overige stukken is geen sprake van een expliciet standpunt waaraan X het in rechte te beschermen vertrouwen mocht ontlenen dat het door haar opgegeven loon akkoord werd bevonden.
Lees ook het thema Gebruikelijk loon.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 12a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Loonbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 13 januari