X is het niet eens met een WOZ-beschikking 2021 voor haar winkelpand.
Rechtbank Amsterdam oordeelt dat gemeenten bij het bepalen van de kapitalisatiefactor in een WOZ-procedure verkopen in verhuurde staat mogen gebruiken als blijkt dat er geen verschil is tussen de huur van deze panden en de markthuur. Uit jurisprudentie volgt dat bij het bepalen van de WOZ-waarde niet kan worden aangesloten bij verkoopprijzen van transacties waarbij de prijsvorming is beïnvloed door bestaande huurcontracten. De heffingsambtenaar heeft niet betwist dat twee door hem gebruikte panden in verhuurde staat zijn verkocht. Hij heeft echter toegelicht dat geen correctie plaats hoeft te vinden, omdat volgens de analisten vrijwel geen verschil is geconstateerd tussen de markthuur en de gerealiseerde huur. Uit de toelichting van de heffingsambtenaar is gebleken dat rekening is gehouden met de omstandigheid dat de vergelijkingsobjecten in verhuurde staat zijn verkocht, maar dat dit niet heeft geleid tot een correctie. De verkopen onderbouwen de gehanteerde kapitalisatiefactor. De heffingsambtenaar heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij de WOZ-waarde niet te hoog heeft vastgesteld, zodat het beroep van X ongegrond is.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Amsterdam
Editie: 13 januari