Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X mocht vertrouwen op afgifte van de 30%-regeling beschikking na een tweede verzoek. De inspecteur had namelijk veel inhoudelijke vragen gesteld en nergens laten blijken dat hij alleen bezig was met het verzamelen van informatie om te bestrijden dat er een nieuw feit was.

X en haar partner wonen in Australië en richten in mei 2017 een bv op. Per augustus 2018 verhuizen X en partner naar Nederland en begint de feitelijke tewerkstelling. Per 2019 is er een schriftelijke arbeidsovereenkomst en wordt een verzoek om toepassing van de 30%-regeling gedaan. Dit verzoek wordt afgewezen. Tegen deze afwijzing wordt door ziekte van de adviseur niet tijdig bezwaar gemaakt. Na overleg met de Belastingdienst wordt een nieuw verzoek ingediend. Dit verzoek wordt afgewezen wegens het ontbreken van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden. X gaat hiertegen in bezwaar. In de bezwaarfase verzoekt de inspecteur om nadere inhoudelijke informatie welke relevant is voor de beoordeling van de toepasselijkheid van de 30%-regeling.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat art. 4:6 Awb van toepassing is. Dat betekent dat een tweede zelfde verzoek mag worden afgewezen indien nieuwe feiten of gewijzigde omstandigheden missen. Wanneer de inspecteur echter niet duidelijk maakt dat hij alleen op zoek is naar een onderbouwing hiervoor, en wel inhoudelijke besprekingen voert, mogen X en partner erop vertrouwen dat het verzoek opnieuw zal worden beoordeeld. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt.

Lees ook het thema De 30%-regeling.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 31a

Algemene wet bestuursrecht 4:6

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 13 januari

45

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen