Mevrouw A overlijdt op 1 januari 2010. Bij het berekenen van de aanslag erfbelasting ten name van haar zoon X (belanghebbende) heeft de inspecteur de waarde van de eigen woning gesteld op de WOZ-waarde van 2010 naar de peildatum van 1 januari 2009, zijnde € 235.000. De WOZ-waarde van 2011 naar de peildatum 1 januari 2010 is vastgesteld op € 220.000. X wil opteren voor de WOZ-waarde van 2011. Dit is conform de per 1 januari 2012 ingevoerde wetswijziging. Rechtbank Arnhem stelt de inspecteur echter in het gelijk. X gaat in hoger beroep. Hof Arnhem oordeelt dat de mogelijkheid voor de verkrijger om te kiezen voor de WOZ-waarde die volgt op het jaar waarin de verkrijging plaatsvindt nog niet aanwezig was op 1 januari 2010. De wetswijziging is namelijk pas in werking getreden op 1 januari 2012. Gelet op het onderhavige financiële belang van € 500 kan ook niet worden gezegd dat de van X geheven erfbelasting voor hem een individuele en buitensporige last is. X beroept zich verder vergeefs op de vrijstellingen die gelden voor zieke en gehandicapte kinderen, alsmede voor ondernemers en de Koning. Deze vrijstellingen zijn namelijk niet van een redelijke grond ontbloot. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Schenk- en erfbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 25 maart