Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur de lijfrenteaftrek over 2018 terecht heeft geweigerd, nu slechts sprake is van overdracht van opgebouwd lijfrentekapitaal.
X sluit in 1995 een lijfrenteverzekering. X brengt de lijfrentepremie over de jaren 2010 tot en met 2017 in aftrek. De lijfrentepremie is in 2008 en 2009 niet in de aangifte verwerkt. Over de jaren 2006 en 2007 heeft X geen aangifte ingediend en over de jaren voor 2006 is niets bekend. In 2018 expireert de lijfrenteverzekering. X stort het lijfrentekapitaal op een lijfrenterekening. X trekt een lijfrentestorting van € 3.952 in haar aangifte IB/PVV 2018 af. Dat is het bedrag van haar jaarruimte en reserveringsruimte over 2018. In geschil is deze aftrek.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur de lijfrenteaftrek over 2018 terecht heeft geweigerd. Er is sprake van overdracht van lijfrentekapitaal waarvoor in de jaren 1995 tot en met 2018 lijfrentepremieaftrek bestond. Dat X ervoor kiest om het opgebouwde lijfrentekapitaal over te dragen naar een andere uitvoerder, maakt niet dat dit kapitaal nogmaals voor aftrek in aanmerking komt. X’ beroep is ongegrond.
Lees ook het thema Lijfrenten.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.124
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 23 januari