Volgens Hof Amsterdam levert X geen bewijs voor de door hem opgevoerde aftrekposten en heffingskortingen.

Naar aanleiding van de door X ingediende aangifte ib/pvv voor het jaar 2007 verzoekt de inspecteur een aantal keren om aanvullende informatie met betrekking tot de door X gestelde aftrekposten als ziektekosten en andere buitengewone uitgaven. Ook wordt om informatie verzocht met betrekking tot de kinderkorting en de alleenstaande ouderkorting. De inspecteur deelt X mee dat hij niet in aanmerking komt voorde arbeidskorting, de combinatiekorting en de aanvullende combinatiekorting. X reageert hier niet op. De inspecteur wijkt vervolgens af van de aangifte. De definitieve aanslag wordt op 2 juli 2010 vastgesteld. X heeft daarop voor de tweede maal een aangifte ib/pvv 2007 ingediend die door de inspecteur als bezwaarschrift wordt aangemerkt. Tot tweemaal toe verschijnt X vervolgens niet op een hoorgesprek. Ook reageert X niet op brieven van de inspecteur. De definitieve aanslag en de beschikking heffingsrente worden vervolgens gehandhaafd. Het beroep van X wordt ongegrond verklaard. X komt in hoger beroep. Volgens Hof Amsterdam is het aan X om de posten die voor aftrek in aanmerking komen en de omstandigheden die recht geven op de heffingskortingen, aannemelijk te maken. X heeft echter, ofschoon hij daartoe ruimschoots door de inspecteur in de gelegenheid is gesteld, nagelaten te onderbouwen dat hij hiervoor daadwerkelijk in aanmerking komt. De aanslag ib/pvv 2007 is niet te hoog vastgesteld. Het hoger beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 11

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 25 november

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen