Hof 's-Gravenhage oordeelt in hoger beroep dat zonder nader bewijs niet aannemelijk is dat de brief van mevrouw X met dagtekening 16 april 2010 gelijktijdig is verzonden met haar aanvraag voor kwijtschelding met dagtekening 19 april 2010.

Aan mevrouw X is door de gemeente Den Haag op 31 maart 2010 een aanslag afvalstoffenheffing voor 2008 opgelegd. In geschil is of het bezwaar van X terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat diverse stukken van X kennelijk bij de gemeente in het ongerede zijn geraakt. Volgens X heeft zij de aanvulling op het bezwaar en het verzoek om kwijtschelding namelijk in één envelop verstuurd en is het verzoek om kwijtschelding wel tijdig aangekomen. De zaak wordt terugverwezen naar de inspecteur. De inspecteur gaat in hoger beroep. Hof 's-Gravenhage oordeelt dat zonder nader bewijs niet aannemelijk is dat de brief met dagtekening 16 april 2010 gelijktijdig is verzonden met de aanvraag voor kwijtschelding met dagtekening 19 april 2010. Voorts wordt in aanmerking genomen dat de eerste brief van X betrekking had op de (inmiddels vernietigde) aanslag afvalstoffenheffing die voor hetzelfde perceel en voor hetzelfde jaar aan een andere persoon was opgelegd, Deze brief is dus niet aan te merken als bezwaar tegen de onderhavige aanslag. Het beroep van de inspecteur is gegrond.

 

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 6:9

Algemene wet inzake rijksbelastingen 6:7

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hof 's-Gravenhage

Editie: 8 februari

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen